21 juni 2013

zaad perikelen

Het is je vast niet ontgaan dat er de vorige maand "gedoe" was over nieuwe Europese regelgeving over productie van en handel in zaden. De Europese Commissie gaat de toegang tot de Europese markt reguleren via een registratie per zaadsoort. Dit brengt de nodige kosten met zich mee en maakt het daarom erg lastig voor kleinere (biologische) boeren om mee te blijven spelen. Zij worden op deze manier langzaam maar zeker in de hoek van 'hobbyboeren' gedreven en tegelijkertijd geeft het de Monsanto's en Bayers van deze wereld nog meer ruimte en macht. Dat deze bedrijven niet alleen een groot deel van de zadenmarkt in handen hebben, maar ook pesticiden, genetisch gemodificeerde zaden en groeistoffen verkopen maakt het des te zorgwekkender. Het doel van deze regelgeving is namelijk de bevordering voedselveiligheid, door middel van overheidscontrole van boerderij tot vork. Maar is dat wat wij met zijn allen willen? Voedselveiligheid nastreven door genetisch gemodificeerd materiaal en het uitroeien van plagen door middel van pesticiden?

Juist de kleinere, biologische zaadproducenten hebben biodiversiteit hoog in het vaandel staan. En, zoals de meeste hobbytuinders ieder seizoen opnieuw ondervinden: juist diversiteit en het kweken van inheemse soorten maakt dat je de grond niet uitput, dat smaak en voedingswaarde optimaal zijn en je oogst niet ten onder gaat aan ziektes en plagen. Ik maak me grote zorgen als we straks zijn overgeleverd aan het industriële aanbod dat door bestraling en genetische manipulaties "ziektevrij" is gemaakt.

Maargoed, het was niet mijn bedoeling van dit stukje een politiek pamflet te maken. Het is hooguit een (oké, behoorlijk verontrustende) inleiding om iets te vertellen over het verschil tussen oude zaadvarianten (in het Engels prachtig 'heirloom', erfstuk, genoemd), hybride zaden en GGO zaden, waarbij de afkorting staat voor genetisch gemodificeerd organisme.

Oude, oorspronkelijke zaden
Dit zijn zaden met een geschiedenis. Ze zijn regelmatig al van voor de Tweede Wereldoorlog en net als een sterk familieverhaal van generatie op generatie over gegaan. Deze zaden worden op een natuurlijke manier gewonnen: van de mooie en smakelijke oogst wordt wat zaad bewaard voor eigen gebruik en geruild tegen andere zaden. Deze zaden zijn vaak niet gepatenteerd en in principe kun je, eenmaal de gelukkige eigenaar van de zaden van diverse oude soorten, ieder jaar opnieuw zaaien, oogsten en zaad winnen voor het seizoen erna.

Hybride zaden
Deze zijn ontstaan vanaf de jaren '50, vooral met als doel om bepaalde positieve eigenschappen te combineren en de productie te intensiveren. Deze zaden zijn, als je ze in een zakje koopt, herkenbaar aan de annotatie F1 bij de naam. Hybride veredeling werkt ongeveer zo: eigenschappen van twee families worden met elkaar gekruist. Zo worden van beide de positieve eigenschappen in het nieuwe hybride zaad gecombineerd en is het bijvoorbeeld resistent tegen bepaalde ziektes en groeit het ook nog eens erg snel.

In een (industriële) omgeving waarin de omstandigheden gelijk en controleerbaar zijn is het resultaat gelijkmatig. Maar ben je, zoals ik, iemand die tuiniert in de buitenlucht dan zijn deze omstandigheden en daarmee ook het resultaat onvoorspelbaar. Het is, met andere woorden, het jaar erna niet mogelijk om opnieuw een plant te groeien met dezelfde eigenschappen. Wil je het volgende jaar hetzelfde resultaat, dan moet je terug naar de winkel om hetzelfde F1-zaad te kopen, hetgeen vanuit het perspectief van de zaadhandel natuurlijk erg prettig is.

'GGO-'zaden
Bij genetisch gemodificeerde zaden hebben er aanpassingen plaatsgevonden op DNA-niveau, ofwel: het genetisch materiaal wordt op een manier gewijzigd die in de natuur niet voorkomt. Redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn het uiterlijk, resistentie of voedingswaarde. Dit gebeurt pas sinds de jaren '90, maar de toepassingen zijn in een rap tempo toegenomen. Het gebruik van genetisch gemodificeerd materiaal is niet onomstreden: er is nog geen overtuigend wetenschappelijk bewijs dat het schadelijk zou zijn voor de gezondheid, maar de objectiviteit van de onderzoeken naar effecten van GGO wordt regelmatig in twijfel getrokken. In principe mag je geen zaad winnen van deze gewassen, omdat ze gepatenteerd zijn. Regelmatig zijn de zaden zodanig bewerkt dat ze überhaupt geen vruchtbaar zaad voortbrengen.

Het zou makkelijk zijn om te zeggen dat ik pertinent tegen GGO ben, maar de waarheid is dat ik het een erg lastig thema vind. Ik vermijd genetisch gemodificeerde zaden volledig door alleen biologische zaden te gebruiken. Ik ben erg tegen de macht die de grote, machtige partijen als Monsanto uitoefenen. Tegelijkertijd vind ik dat ik mijn ogen niet moet sluiten voor een groeiende wereldbevolking die ook duurzaam gevoed moet worden.

Mijn biologische groententuintje is een stukje luxe waarmee ik voor mijn gevoel bijdraag aan de gezondheid van mijn gezin en waar ik het milieu niet mee belast. Maar op mondiaal niveau is er gewoon niet genoeg ruimte om zelfs maar zo'n piepklein tuintje per gezin te onderhouden. Het vereist waarschijnlijk toch technologische oplossingen om iedereen gevoed te houden, maar of dat door middel van dat 'enge' GGO moet? Hoe denken jullie daar over?

mijn juni tuin

06 juni 2013

samenwerking

Een paar weken geleden schreef ik hier al een keer over hoe ik probeer om te gaan met goed en kwaad. Ik zou graag melden dat de discussie die toen speelde helemaal achter de rug is, maar ik zit er nog steeds midden in. Maar geen zorgen: dit wordt geen zurig of tobberig stukje. Ik realiseer me namelijk steeds vaker en steeds concreter dat deze situatie me een paar waardevolle inzichten oplevert waar ik op allerlei manieren mijn voordeel mee doe. Eén van die inzichten is dat samenwerken veel effectiever is dan concurrentie of competitie.

Ik ben opgegroeid met het idee dat competitie gezond is. Niet zo zeer vanuit mijn opvoeding, maar om me heen was er wel degelijk sprake van onderlinge vergelijking: op school wisten we feilloos wie het slimst, het mooist, het populairst, het sportiefst was. Nu zat het al nooit in mijn aard om deze gelukkigen naar de troon te steken, maar ik had wel een sluimerend gevoel dat ik die ambitie eigenlijk wel zou moeten hebben wilde ik "iets bereiken". Wat dat "iets" was had ik niet nader gedefinieerd, maar het belang van "iets bereiken" in je leven werd wel duidelijk gemaakt door boeken, televisie, ouders en leeftijdsgenoten. Tijdens mijn studie werd duidelijk dat "iets" snel dichterbij kwam als je je aansloot bij bepaalde studentenverenigingen, maar de competitieve sfeer weerhield me daarvan. De ontgroeningsrituelen kwamen afschrikwekkend over en ik concludeerde dat ik gewoon niet competitief genoeg was om "iets" te bereiken.

Dat gevoel werd nog eens aangewakkerd toen ik eenmaal begon met werken. De high potentials lieten geen kans onbenut om te laten zien wat ze in huis hadden. Sommigen gingen zo ver dat zij en passant mogelijke concurrenten meteen een hak zetten om zo van twee kanten de eigen positie te verbeteren. Not my cup of tea; ik ben meer van het harmoniemodel en wil niet constant op mijn hoede hoeven zijn of er niemand op mijn positie loert.

Mijn gebrek aan vechtlust heb ik een tijd aangezien voor een gebrek aan ambitie. Wonder boven wonder belandde ik toch in interessante banen, alleen was ik nooit degene die gevraagd werd, in tegenstelling tot collega's die zich meer in de kijker wisten te spelen. En toen begon ik voor mezelf en was het opeens helemaal aan mij om te laten zien wie ik ben en wat ik kan. Dat voelt voor mij al snel als arrogantie en ik heb dus ook best wat moeten overwinnen om hier stappen in te zetten. Na een tijd ZZP'en (zoals dat tegenwoordig zo hip heet) ontdekte ik een paar dingen: een opdrachtgever is niet hetzelfde als een collega. En: ik mis collega's. Niet voldoende om weer een vaste dienstbetrekking aan te gaan, maar wel het delen van ervaringen, het samen continu blijven sleutelen aan verbetering en het meedenken over ingewikkelde problemen. Daar val je een opdrachtgever niet mee lastig; die betaalt om door jou te worden ontzorgd.

Zo ontstond ons bedrijfje: een netwerk voor ZZP'ers die actief zijn op ons werkterrein, die daar hetzelfde over denken en ook geloven dat één plus één drie is. Feitelijk zijn we elkaars concurrenten, maar we draaien het om en leren met en van elkaar en ontwikkelen samen mooie nieuwe dingen. Geld verdienen is niet de drijfveer, maar inspiratie, collegialiteit en plezier. Een concept dat lastig uit te leggen is aan partijen die winst als primaire doelstelling hebben.

De discussie waar we tegen wil en dank in verwikkeld zijn gaat over competitie en heeft een tijdje alle energie uit ons idealistische idee getrokken. Maar nu er wat tijd overheen gaat en we ondanks het lopende conflict met veel plezier blijven samen werken en dingen ontwikkelen, gebeurt er iets bijzonders. We krijgen van bedrijven, die ons als concurrentie zouden kunnen zien, gratis vergaderruimte aangeboden omdat ze ons initiatief charmant vinden. Andere bedrijven melden zich spontaan om te vragen hoe we met hen zouden kunnen samenwerken. En ik spreek regelmatig met "concullega's" die vragen of ons netwerk niet een keer iets wil komen vertellen. Samenwerken vanuit een gezamenlijke interesse, zonder achterliggende commerciële doelstelling, wordt niet als bedreigend gezien.

Samenwerking, als tegenhanger van concurrentie of competitie, is waardevol. Het wakkert inspiratie en creativiteit aan waardoor je samen mooie dingen kan maken. En ja, het maakt je kwetsbaarder, maar dat levert tegelijkertijd mooie en oprechte verbinding op met de mensen die gepassioneerd bezig zijn met hetzelfde thema. In die zin kan het bedrijfsleven een voorbeeld nemen aan de blogcommunity, waar we dit al jaren weten.